De westelijke stadsbuitengracht ontleent zijn naam aan het Sint-Catharinaklooster van de Johannieters dat rond 1200 binnen de westelijke wal is gevestigd. De adellijke kloosterorde van de Johannieter kruisridders was tijdens de Eerste Kruistocht in 1099 in Jeruzalem ontstaan en wijdde zich aan de verzorging en verpleging van gewonde en zieke ridders en pelgrims.
De patroonheiligen van de Johannieters waren Johannes de Doper en Catharina. Volgens de legende was Catharina een Egyptische prinses die zich bijzonder inzette voor hulpelozen en zwakken. Zij was in 307 omwille van haar geloof op wrede wijze ter dood gebracht. Vlak voor haar marteldood zou zij van God de gunst hebben verkregen, dat allen die in nood haar voorspraak zouden inroepen, verhoord zouden worden. Haar lichaam zou door de engelen naar het Sint-Catharinaklooster bij de Sinaï zijn overgebracht. In de middeleeuwen was Sint-Catharina een van de meest populaire vrouwelijke heiligen.
Toen het Utrechtse Sint-Catharinaklooster in 1529 op last van Karel V moeten wijken voor de bouw van de dwangburcht Vredenburg, is het verhuisd naar het karmelietenklooster aan de Lange Nieuwstraat. Ook na de reformatie is het als ziekenhuis blijven fungeren. In 1812 is het ingericht als passantenhuis voor doortrekkende soldaten. Na 1926 zijn de kloostergebouwen door verschillende musea gebruikt geweest. De kloosterkerk is sinds 1853 de kathedraal van het katholieke aartsbisdom Utrecht en het Catharijneconvent sinds 1979 museum voor religieuze kunst. De Vredenburg van Karel V is in 1577-1583 alweer afgebroken.