De bouwactiviteiten in dit deel van Utrecht waren niet meer te stuiten. Langs de Catharijnesingel verdwenen de buitenplaatsen en verrezen de gebouwen van het Scheikundig Laboratorium (1898) en de Gemeentelijke HBS (1905), die honderd jaar later opgenomen zouden worden in het nieuwe Gerechtsgebouw. Er werd een nieuwe woonwijk gebouwd aan de singel en de nieuwe straten daarachter. Vanuit het zuiden begon nu ook het academisch ziekenhuis verder op te rukken: in 1905 verrees aan de singel het zusterhuis (het “Singelhuis”), in 1908 daarnaast het zeer ruim opgezette Pathologisch Instituut van professor Spronck, en daarachter aan de Justus van Effenstraat het gebouw van de Rijksklinieken voor gynaecologie en chirurgie, het tweede hoofdgebouw, met ingang via de Pasteurstraat.
Ook het gebied binnen de stadsbuitengracht veranderde nog verder van aanzien. Tussen het Diaconessenhuis en de Zeven Steegjes verrees in 1901 de katholieke neogotische Sint-Martinuskerk (die in 1974 gesloten zou worden en in 1992 tot appartementen verbouwd). In 1927 kwam er een nieuwe Tolsteegbrug en een modern politiebureau (dat in 2001 zou verbouwd worden tot het Louis Hartloopercomplex voor filmkunst). In 1929 verhuisde het Diaconessenhuis en kwamen er nieuwe huizen en het Christelijk Gymnasium voor in de plaats.